De Deense varkensprijs heeft een aanzienlijke stap omhoog gezet. Daarmee krimpt het verschil met de Europese markt duidelijk, maar nog altijd liggen de prijzen op een aanzienlijk lager niveau. De lagere export heeft de Deense vleesketen onder druk gezet, waardoor de uitbetalingen structureel onder druk staan en de keten duidelijk verandert.
De gemiddelde Deense slachtprijs heeft een behoorlijke stap omhoog gezet. De prijs steeg met een opvallend hoge 21 cent, van €1,61 naar €1,82. Daarmee is de gemiddelde prijs gelijk aan de meest recente slachtprijs van de dominante slachterij Danish Crown. Het verschil tussen de (hogere) Nederlandse slachtnotering en de notering van Danish Crown daalt daarmee van 18% naar 4,3%.
Deze methode is echter niet volledig zuiver, omdat nabetalingen niet zijn meegenomen. Die dalen van 13 cent per kilo naar 9 cent. Nabetalingen zijn wel inbegrepen in de DCA-beursprijs, al houdt die prijs ook rekening met de winst van handelaren. Hoewel ook deze methode niet helemaal zuiver is, biedt ze wel een tweede indicatie van de verhoging voor de varkensmarkt. Vergelijk je de prijs van Danish Crown inclusief nabetaling met de beursprijs, dan daalt het verschil van 13,4% naar 5,9%.
{{dataviewSnapshot(52_1746537279)}}
Een belangrijke reden voor de structureel lagere prijzen zijn de hoge salarissen in de Deense vleessector. Door de sterke vakbondscultuur in Denemarken worden medewerkers in de vleessector aanzienlijk beter betaald dan in andere Europese landen. In Denemarken ligt het gemiddelde salaris ongeveer 10% hoger dan in Nederland. Daardoor blijft er simpelweg minder geld over om de varkenshouders uit te betalen.
Lagere export
Lange tijd zorgden de hogere salarissen niet voor problemen, omdat Denemarken dankzij een zeer sterke exportpositie in staat was zijn vlees voor de hoofdprijs te verwaarden. Dit veranderde echter in de afgelopen jaren door een afname van de Europese export naar derde landen. Sinds 2021 is de Europese varkensexport aanzienlijk gedaald.
In 2020 en 2021 bereikte de export van varkensvlees naar China zijn hoogtepunt. Naast de altijd stabiele export van bijproducten, voerde de Europese Unie in deze periode ook aanzienlijke hoeveelheden vleesonderdelen uit naar het Aziatische land. Dit was het gevolg van de lagere binnenlandse productie daar, als gevolg van de massale uitbraak van Afrikaanse varkenspest (AVP). Nadat de uitbraak onder controle was gebracht, slaagde China er niet alleen in de productie te herstellen, maar werd zelfs overgecompenseerd. Het land produceerde zoveel varkensvlees dat de slachtprijzen onder de kostprijs kwamen te liggen. Door deze lage binnenlandse prijzen verdween de prikkel om op grote schaal te importeren, waardoor de import van vers vlees aanzienlijk daalde.
Lagere export maakt het verschil
Voor de gehele Europese markt brak een woelige periode van herstructurering aan. De sector moest zich aanpassen aan de nieuwe realiteit waarin aanzienlijk minder vlees werd geëxporteerd. De oorlog in Oekraïne maakte die aanpassing extra moeilijk, omdat Europa relatief sterk werd getroffen door stijgende voerprijzen. Hierdoor kwamen de varkensprijzen structureel hoger te liggen. Tegelijkertijd ontstond er feitelijk een structureel overaanbod op de markt.
Denemarken had hier meer last van dan andere landen, aangezien het Noord-Europese land traditioneel circa 90% van zijn varkensvlees buiten de eigen landsgrenzen afzet. Met name de export naar derde landen woog zwaar. In 2021 exporteerde Denemarken zelfs maar liefst 58% van zijn varkensvlees naar landen buiten de EU, wat het land bijzonder kwetsbaar maakte voor veranderingen op de wereldmarkt. De effecten hiervan waren al snel merkbaar. Slechts enkele maanden nadat de Europese export begon te dalen, begonnen de Deense prijzen achter te blijven bij de andere grote Europese noteringen.
Integratie blijkt niet alleen voordelig
In die periode lag de export naar de wereldmarkt überhaupt op een hoog niveau. Ter vergelijking: Nederland exporteerde toen 53% van zijn varkensvlees naar landen buiten de Europese Unie. Nederland bleek echter aanzienlijk beter in staat om die export te verschuiven naar andere EU-landen. De strategie van de voornaamste speler, Danish Crown, bleek in deze situatie niet behulpzaam. Het bedrijf richt zich voornamelijk op langdurige relaties en de verkoop van hoogwaardige eindproducten.
Om dit mogelijk te maken richt Danish Crown bedrijven op in strategisch belangrijke landen. Zo opende het bedrijf in 2019 een fabriek in Pinghu, China. Dat leek, net vóór de uitbraak van Afrikaanse varkenspest (AVP), een ideaal moment. Al snel bleek de locatie echter niet rendabel te zijn. In februari 2025 besloot Danish Crown zich volledig terug te trekken. De meeste andere Europese landen, waaronder Nederland, produceren hoofdzakelijk binnen de Europese Unie en exporteren eventuele hoogwaardige eindproducten naar nabijgelegen markten. Deze strategie maakt het mogelijk om sneller in te spelen op veranderende marktomstandigheden en exportstromen eenvoudiger te verleggen.
Kleinere varkensstapel
Een gevolg van de lage prijzen vanwege de zwakke exportpositie is een forse krimp van de Deense varkensstapel. Door de beperkte winstgevendheid zijn in Denemarken de afgelopen jaren bijzonder veel varkenshouders gestopt. Tussen 2020 en 2023 nam de omvang van de varkensstapel met maar liefst 14,2% af. In 2023 tekende zich een stabilisering af, wat erop wees dat de markt enigszins in balans kwam. In 2024 volgde een licht herstel van net iets minder dan 1%, waarmee de Deense varkensstapel uitkwam op 11,6 miljoen dieren. Dit vormt een belangrijke verklaring voor de relatief sterkere marktpositie van Denemarken: een groot deel van het eerdere overaanbod is inmiddels van de markt verdwenen.